kaorrad het
  1. wiel van de kruiwagen

    Het kaorrad piept, het mot smeerd worden (Gasselte)

    De hoepel is van het krooirad of (Barger Oosterveld)

    Een kees, zo groot as een kaorrad (Sleen)

    Dat is net een duvel op een kaorrad

    Hij piept as een old krooierad (Wapse)

    Hij is zo krom as een krooirad (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. rijksdaalder(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Ik wol dat ik mar een krooie vol van die krooiraden haar (Klazienaveen)

    Kas, kas krooierad/O wat een fiets is dat (Erica)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...