kap -pen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kabbe (Veenkoloniën), kappe (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), kappien

  1. kap

    Het hoes schut al mooi op, de kappe mot er nog op (Barger Oosterveld)

    De kap van de heuischure (Dwingelo)

    van een stoet, een laamp en een klomp (Eext)

    van een zaodbult (Roderwolde)

    de schurstie (Norg)

    van de kinderwaogen (Balloo)

    van de brikke en de meule (Broekhuizen)

    iemshuve (Padhuis)

    Dat bennen wonings twee onder ien kap (Klazienaveen)

    Een gebreuken kap bij een burgerwoning (Sleen)

    De iemker zet een kappe op as hij in de korven kik (Barger Compascuum)

    Het kappien van de undermus

    Mien mo drèug vrogger vaeke een kappien

    Een kappien is een dophoed (Klazienaveen)

    De kap zit bij een zaodbult boven de waterlaog (Drouwen)

    Mag ik het kappie hebben?

    Dende is under de kap

    Daor is de dikste kap of

    Kappies zuster

    Zie ook:
  2. (verkl., imk.) bijenkorf, waarin al wat raat zit, aangemaakt door een kleine zwerm. Deze zwerm overl

    Zie ook:
  3. oorijzer(Zuidwest-Drenthe)

    Die zèe dat een schoolmeister gien vrommes kun kriegen mit een golden kap (Ruinen)

    Zie ook:
  4. harde bovenlaag door bevriezing(Midden-Drenthe)

    Het hef vannaacht gooud vroren, der zit een beste kap op het zaand (Eext)

    Zie ook:
  5. grote hoeveelheid(Veenkoloniën)

    Hai het ain kabbe geld (Valthermond)

    Appie kreeg het kappie/Van moetie zien stoetie

    Appie, kappie, körsie brood/Wordt van melk en aier groot/Daor kin Appie neit van leven/Moeke mout h (Emmer Erfscheidenveen)

    Appie

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...