kast -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kaast(e), kaste (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), kaaste (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Noord), kaast (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), keste (Zuidwest-Drenthe Zuid), kastien II

  1. kast

    Ik heb vandaog de kaast schoonmaokt (Roderwolde)

    Hij hef een goed slöt op de kaast

    Met dat gesar kuj elk op de kaast jaogen (Norg)

    Hij zit gauw op de kaast (Roderwolde)

    Ik heb hum de kaste oetveegd

    Wij bint zo aarm, dat de moezen bij oens dood veur de kaaste ligt (Dwingelo)

    De glazen kast

    Lösse en vaste kasten (Buinen)

    Hie hef een kastien op de nak (Sleen)

    op de rogge

    Een vieze kerel is dat heur, hij poept onder het kassie (Hoogeveen)

    Ze stuurt hum van het kastie naor de muur (Eexterveen)

    Van het kastie hen de muur lopen

    Ie mut de boek niet op de kaste zetten

    In het kassie staon

    Hij woont in een kaste van een huus

    Daor zit een goeie kast op

    De kast van de klok (Zweelo)

    Ien dei kaste zit veul iemen

    Zie ook:
  2. gevangenis

    Hij hef twei jaor in de kaast zeten (Roswinkel)

    Ik hebbe der een paar jaor kaste veur over (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. kas (ti) ...

    en zatten die ogen dieper in heur kaasties

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  4. (verkl.) fototoestel

    De fotograaf kwam der an mit zien kassie (Barger Compascuum)

    Even naor het kassie kieken (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...