Ook: kaast(e), kaste (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), kaaste (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Noord), kaast (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), keste (Zuidwest-Drenthe Zuid), kastien II
kast
Ik heb vandaog de kaast schoonmaokt (Roderwolde)
Hij hef een goed slöt op de kaast
Met dat gesar kuj elk op de kaast jaogen (Norg)
Hij zit gauw op de kaast (Roderwolde)
Ik heb hum de kaste oetveegd
Wij bint zo aarm, dat de moezen bij oens dood veur de kaaste ligt (Dwingelo)
De glazen kast
Lösse en vaste kasten (Buinen)
Hie hef een kastien op de nak (Sleen)
op de rogge
Een vieze kerel is dat heur, hij poept onder het kassie (Hoogeveen)
Ze stuurt hum van het kastie naor de muur (Eexterveen)
Van het kastie hen de muur lopen
Ie mut de boek niet op de kaste zetten
In het kassie staon
Hij woont in een kaste van een huus
Daor zit een goeie kast op
De kast van de klok (Zweelo)
Ien dei kaste zit veul iemen
gevangenis
Hij hef twei jaor in de kaast zeten (Roswinkel)
Ik hebbe der een paar jaor kaste veur over (Hoogeveen)
kas (ti) ...
en zatten die ogen dieper in heur kaasties
(verkl.) fototoestel
De fotograaf kwam der an mit zien kassie (Barger Compascuum)
Even naor het kassie kieken (Barger Oosterveld)