keel kelen, de, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kèel (Zuidwest-Drenthe Zuid), kele, kèle (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. keel

    Ik heb het in de keel

    Het hart klopt me in de keel (Zeyen)

    Het hank mij de keel oet (Sleen)

    Op hals en keel volholden dat e het niet lug

    Zij vecht op hals en kèel (Hollandscheveld)

    hals

    Zie ook:
  2. in(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    under de keel meien

    ...pakken

    snien

    Het kun niet anders, ik mus hum under de keel mèeien (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...