kennis, wetenschap
Hij sprek mit kennis van zaken (Nieuw Amsterdam)
Hie hef wal kennis van zakendoen (Oosterhesselen)
Die hef der goed kennis van nummen, hie is goed bij (Emmen)
Wij hebt daor kennis van geven
iemand die men kent
In Amerikao zit nog een olde kennis van mai (Peize)
kunde
lichte verkering
Hie hef der een beetien kennis an, verkering is het nog niet (Sleen)
Dai oldste jong van ons het ook ain klain beetje kennis (Valthermond)
an een wichie uut Weerdingermond (Emmer Erfscheidenveen)
bewustzijn
Hij is al daogen boeten kennis (Eext)
Kennis is macht (Nieuw Schoonebeek)