kermis -sen, de, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kaarmse, karmis(-), karmse, karmis (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), kaarmis (Zuidwest-Drenthe Noord), ka(a)rmse (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. kermis

    Wai willen nog even de kermis over (Roderwolde)

    Hij is van een kolde kermis komen (Meppel)

    ...weerkommen (Padhuis)

    in hoes kommen (Roswinkel)

    Daor is 't ook weer kermis

    Het liekt hier wel kermis

    Het is niet alle daegen kermis

    As het règent en de zunne schient/Is het karmis in de hel (Hollandscheveld)

    Ik wol dat het altied kermis was en zundag in de weke (Emmer Erfscheidenveen)

    Achterum is het karmis

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...