Ook: klebbe (Veenkoloniën), kleppe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), klöp (Midden-Drenthe), klöppe, klop, klop II, klöppe II
Bron: H. Tiesing & H. Tiesingklep,
IJ moet de klep van de pet niet zo diep in de ogen trekken (Buinen)
De zoeger is lek, de kleppe slöt niet goed of (Nijeveen)
hartklep
Dei olde moezevallen warkten mit een kleppe (Barger Compascuum)
klap II
bakje om vogels in te vangen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Ik har een musk in de klep zitten (Gasselte)
los onderdeel voor de ouderwetse stelploeg, dat aan de boom kon worden vastgemaakt om er de knuppel (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Het peerd hef 't klep kapot trokken (Barger Oosterveld)
mond
Dat kiend hef de kleppe altied los (Wapse)
(zov), in
Zij is aaltied an de klep
veel pratend vrouwspersoon, flapuit
Dat wich, dat is wal zo'n geweldige klep (Barger Oosterveld)