klep -pen, dehet, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: klebbe (Veenkoloniën), kleppe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), klöp (Midden-Drenthe), klöppe, klop, klop II, klöppe II

Bron: H. Tiesing & H. Tiesing
  1. klep,

    IJ moet de klep van de pet niet zo diep in de ogen trekken (Buinen)

    De zoeger is lek, de kleppe slöt niet goed of (Nijeveen)

    hartklep

    Dei olde moezevallen warkten mit een kleppe (Barger Compascuum)

    klap II

    Zie ook:
  2. bakje om vogels in te vangen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ik har een musk in de klep zitten (Gasselte)

    Zie ook:
  3. los onderdeel voor de ouderwetse stelploeg, dat aan de boom kon worden vastgemaakt om er de knuppel (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het peerd hef 't klep kapot trokken (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  4. mond

    Dat kiend hef de kleppe altied los (Wapse)

    Zie ook:
  5. (zov), in

    Zij is aaltied an de klep

    Zie ook:
  6. veel pratend vrouwspersoon, flapuit

    Dat wich, dat is wal zo'n geweldige klep (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...