kloppen overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: klöppen (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. kloppen

    Dat ding klinkt hol aj der op kloppen (Nieuw Amsterdam)

    Het hart klopt mij in de hals (Sleen)

    Hai stun drok te haanden kloppen

    Dat klopt as een bus

    Dat klopt as 'n zwerende doem, mar het doet niet zo zeer (Zwinderen)

    Zie ook:
  2. kaartspel, kloppen

    Ze hebben de hiele middag zitten te kloppen (Erica)

    klöppen

    Zie ook:
  3. klutsen

    Even een aai kloppen (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...