Ook: klongel (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)
onhandig persoon of iem. die niet opschiet
Wat een grote klungel bi'j toch. Kiek ies, alles hej der bijan gooid (Noordscheschut)
balletje(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Gerdienen met van die mooie holle bloemen en klongels der an (Padhuis)
zak(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Mien moe maakte vrogger in een klongel hangop
klongel (Meppel)
Over de koplaoge van een korenbult weurden de zeilen gooid, woor de klungels an kwamen te hangen
vuil, mestklont in schapenwol(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Smerige klungels, die moeten der uut (Klazienaveen)