klungel -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: klongel (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. onhandig persoon of iem. die niet opschiet

    Wat een grote klungel bi'j toch. Kiek ies, alles hej der bijan gooid (Noordscheschut)

    Zie ook:
  2. balletje(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Gerdienen met van die mooie holle bloemen en klongels der an (Padhuis)

    Zie ook:
  3. zak(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Mien moe maakte vrogger in een klongel hangop

    klongel (Meppel)

    Over de koplaoge van een korenbult weurden de zeilen gooid, woor de klungels an kwamen te hangen

    Zie ook:
  4. vuil, mestklont in schapenwol(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Smerige klungels, die moeten der uut (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...