Ook: gnos (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), knaaster (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), knarster, gnaster (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), gnars (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), gners, knars (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), knaars (Kop van Drenthe), knörs (Zuidwest-Drenthe Zuid), knors (Zuidwest-Drenthe Zuid), knurs (Zuidwest-Drenthe Zuid)
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906kraakbeen
In dit stokkie zit allemaole knars (Hoogeveen)
Het knars, dat kraakt je tussen de botten (Hijken)
Dat gnos, ...gnars tussen die botten weg, dat lust mij graag (Klazienaveen)
Der zit vast gnars tussen de botten, de kneien kraken zo (Meppel)
Op gnars kuj zo lekker op kauwen (Zuidwolde)
Die zwienoren, dat is almaol knaster (Sleen)
gnaster (Zwiggelte)