knauw -en, de
  1. knauw, harde beet

    Ik heb een knauw had van het peerd (Padhuis)

    Dat maj wel 'n knauw extra geven

    Zie ook:
  2. (fig.) knak

    Hie hef een lillijke knauw had (Sleen)

    Dat hef 'm een knauw geven (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. stuk ergens uit, van(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het water hef een hele knauw uut de wal espuuld (Fluitenberg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...