kneep knepen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: knebe (Veenkoloniën), knep, knete (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. kneep

    Aj op de schoele gien acht gaven, kreej wel ies een kneep in de wange (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. vouw(Zuidoost-Drenthe)

    Hij had toch zo'n knappe kneep in de bukse

    Zie ook:
  3. deuk, verzakking, verlaging

    Der zit een kneep in het dak, ... in de straote (Dwingelo)

    Dat peerd, dat hef een kneep in de rugge, dat hef een ingebouwd zadel (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. taille

    Wat hef die een scharpe kneep

    Dat wicht hef het haor te lang, het hef het in de kneep hangen (Oosterhesselen)

    De kneep van de jurk was heur te wied (Een)

    Hij wördt aordig dik in de knep (Padhuis)

    In de kneep trok het kleid wat (Roswinkel)

    Zie ook:
  5. slimmigheid, handigheid

    Ie maakt mij niks wies, ik kenne de knepen van het vak (Ruinerwold)

    Daor zit hom de kneep

    Holdt hum ien de gaten mit zien listen en knepen (Ruinerwold)

    Der zit knepen in die vent, dat is iene met verdiepings, hij is niet vèur ien gat te vangen (Dwingelo)

    Hij zit vol mit knepen

    Zie ook:
  6. hek op kruiwagen (zwn) *

    Stil en bestendig, mar de knepen ienwendig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...