Ook: knebe (Veenkoloniën), knep, knete (Zuidwest-Drenthe Noord)
kneep
Aj op de schoele gien acht gaven, kreej wel ies een kneep in de wange (Broekhuizen)
vouw(Zuidoost-Drenthe)
Hij had toch zo'n knappe kneep in de bukse
deuk, verzakking, verlaging
Der zit een kneep in het dak, ... in de straote (Dwingelo)
Dat peerd, dat hef een kneep in de rugge, dat hef een ingebouwd zadel (Barger Compascuum)
taille
Wat hef die een scharpe kneep
Dat wicht hef het haor te lang, het hef het in de kneep hangen (Oosterhesselen)
De kneep van de jurk was heur te wied (Een)
Hij wördt aordig dik in de knep (Padhuis)
In de kneep trok het kleid wat (Roswinkel)
slimmigheid, handigheid
Ie maakt mij niks wies, ik kenne de knepen van het vak (Ruinerwold)
Daor zit hom de kneep
Holdt hum ien de gaten mit zien listen en knepen (Ruinerwold)
Der zit knepen in die vent, dat is iene met verdiepings, hij is niet vèur ien gat te vangen (Dwingelo)
Hij zit vol mit knepen
hek op kruiwagen (zwn) *
Stil en bestendig, mar de knepen ienwendig