dik uiteinde van de boom aan de bovenkant van het hek, dat het hek in evenwicht houdt bij het draaie(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
De kodde is van het hek of breuken (Drouwen)
verdikking aan het ondereind van paal of stok(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
An een dörsstok zit een dikke kodde (Rolde)
Toen ik die paol oet de grond trök, zat er een dikke kodde an (Emmen)
neusvuil(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Altied zit hij mit de vingers in de neuze op zuuk naor kodden, ie worden der misselijk van (Meppel)
slaap in het oog(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)
Ie hebt oe niet goed ewassen, ie hebt de kodden nog in de ogen (Vledder)
kladde
dodde
bult onder aan de hals van een schaap dat aan galziekte lijdt(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Dat schaop had een kodde under de hals, die was gallig (Rolde)