koeren onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe

Ook: koerken (Midden-Drenthe)

  1. koeren van een duif, een patrijs (Ruw), ook wel van een korhoen

    De doeven koert zo, er komp regen (Vries)

    Zie ook:
  2. knorren, rommelen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Heur ies, ie kunt mien boek heuren koeren (Diever)

    Het koerkt mij in de boek, zo'n honger heb ik (Geesbrug)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...