koetspeerd het, Zuidwest-Drenthe Noord
  1. koetspaard

    Het pèerd dat de koets trök, was het koetspèerd (Buinen)

    Een peerd dat vertrouwd was, was 'n koetspeerd (Roderwolde)

    Pak het koetspeerd mar even, dat is al wat oold en het is mak (Padhuis)

    Hij zweet as 'n koetspeerd (Westerbork)

    Zie ook:
  2. pronkende vrouw(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...