koffer -s, de
  1. koffer

    De koffer is al epakt (Meppel)

    Meugien giet nog met de rieten koffer op pad (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. bed

    Ik gao vanoavend niet zo late in de koffer (Klazienaveen)

    Mien vrouw is gisteraovend vrog in de koffer stapt (Roswinkel)

    Zie ook:
  3. romp(Midden-Drenthe)

    Dat peerd hef gien koffer (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...