koffiepot de
  1. koffiepot

    Hij zit de hiele dag achter de koffiepot

    A. zien breurtie was zo'n fienegien bij de geboorte, hij kun in een koffiepot (Geesbrug)

    Den zop zoveel koffie, dei kun je de koffiepot wal um 'n hals hangen (Barger Compascuum)

    koffiekan

    Zie ook:
  2. koffieleut(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...