koopman
Vrogger hadden de kooplu een blauwe kiele an (Havelte)
Hij is koopman ewest en hef een stok en een kiele aover eholden
Die jonge is wel koopman
koper
Een koopman zunder geld is een ballast op de mark (Sleen)
'bankhouder' bij het
koopmannen
*Een jager en een koopman, die gunt een ander niks (Koekange)