koord -en, het, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: koorde (Zuidwest-Drenthe Zuid), kore (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. koord

    Het koord hung slap (Grolloo)

    Ze haar een jurk met een koord om de zied (Roden)

    De kat speulde met het koor van het gerdien (Roderwolde)

    Vrugger hadden ze een koorde an de gerdienen um ze lus en dichte te trekken (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...