koorts de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: koors(e), koors, koorse (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe), koortse (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. koorts

    Hij hef zoe'n rooie kleur, hij zal wel koorse hebben (Broekhuizen)

    Jaan hef veertig graoden koorts (Eext)

    Koors zakt wat of (Zuidlaren)

    Hij hef der hoge koorts bij kregen (Padhuis)

    Vrogger waren de mèensken doodsbang veur de koorsen

    tyfusse koortsen (Schoonebeek)

    Hij hef de gele koorts

    Ie zulden een koorse over de hoed kriegen

    Hie hef last van kaolde koortsen (Diever)

    hef de kolde koorze op het lief

    Ze zegt sèens wel daj 'n kwaole onder de leden hebt aj 'n paar maol de kolde koorse kriegt (Hoogeveen)

    Veur 50 jaor was in Rowol vaok kolde koors

    Het

    jag mij de kolde koorts op de hoed

    De daardedagskoortsen kwamen veur bij kraomvrouwen

    Hie geet te keer as één die daardedagskoortsen hef (Rolde)

    Hij stelt zuch an as een daardedags koorts (Anloo)

    Hij hef last van de dardedaagse koortsen

    Hie kan um mij de kaolde koortsen kriegen

    Verbeelding is arger dan de dardendaagse koorze (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...