krediet het, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: kediet, ke(r)diet (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

Bron: Driemaandelijkse Bladen voor taal en volksleven in het oosten van Nederland & Driemaandelijkse Bladen voor taal en volksleven in het oosten van Nederland
  1. krediet

    Je kriegt bij de bakker gien krediet meer (Ekehaar)

    Die er goed genog veur is, kan op krediet kopen (Wapserveen)

    Hij hef wel krediet

    Zie ook:
  2. vertrouwen

    Daor heb ik niet veule krediet in (Hoogeveen)

    op (Roderwolde)

    Dei man hef gien krediet meer

    Zie ook:
  3. vrijaf, gezegd van een huis, waar jongelui oppassen(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)

    Zuw door vanaovend ies hengaon? Der is kediet. De aolden bunt vort (Barger Oosterveld)

    Wij moeten vanaovend op krediet

    Wat giet het daor heer, de wichter kunden wel kediet hebben (Gasselte)

    lös hoes

    Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...