krik IV bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. beetje ziek

    Griet belde mij op, dat Jan een beetien krik is (Buinen)

    Zij is aordig an de krikke

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...