krooien werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kroden (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), kronen, kruien (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

Bron: H. Tiesing & H. Tiesing
  1. kruien

    Pak koor mor even, dan wil wij dat zaand even weg kroden (Drouwen)

    De törf moew der oet kruien, aans kuj der met gien wagen bijkommen (Oosterhesselen)

    Hai kroodt der over (Emmer Compascuum)

    Daor krooit hij ok weer hen (Erica)

    kaoren

    krulen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...