kussen
Hij ging zitten en dee zuk een kussen achter de rugge (Emmer Erfscheidenveen)
Mit het gat op het kussen zitten
Aj gien kussentien hadden, deuden joe de kneien goud zeer
As der eerder een krans in een kussen zat, weur dei der oethaald en verbrand; de boze geest mus der (Barger Compascuum)
onderdeel van de paardezeel
Het draogstuk van een peerzeel hef een kussen, die drukt op de schoft van het peerd, aans drukt het (Eext)
Op het schoft zit twie kussenties, op elke kaant iene (Sleen)