lang II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: laank (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lank (Midden-Drenthe), laang (Kop van Drenthe), lank-

  1. in samenstellingen met(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)

    la(a)ng-

    Zie ook:
  2. lang

    Wacht mar èven, het duurt niet lange (Broekhuizen)

    Hij is zo lui as e lang is (Anderen)

    Die wordt met lange haver voerd

    Hij kreeg lange haever, d.i. de zwepe over het peerd (Wapserveen)

    Het is een laank ende

    Lange turf

    Lange mes

    De dagen bint mij vaak niet lang genog

    Hij is laank in de hoed

    Hij is in zien praoten wat laank op de tocht

    Ze wol niet langer

    Woj mij niet langer kennen?

    Wij kunt er laank en bried over praoten, het wordt er niks aanders van (Nijeveen)

    Wij hebt der twee lang en twee bried over epraot

    Het is net zo lang as het bried is

    Zij döt er twei langen, twei breden aover

    Hij ploeterde nog deur de snei, toen zien kammeraoden al lank en breed bij de kachel zaten

    De keuningin lop vaak in het lang en dan mit blote scholders

    Hej wel in het lang meten?

    Wij gaot er met het bouwen in het lang bij langs (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  3. in

    lang niet

    Ie bint nog lang niet an de beurt (Beilen)

    Hij haar met heur verkering, mor zien volk wolden het lang niet lieden (Hijken)

    Laank en lekker is een vinger laank (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...