Ook: laank (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lank (Midden-Drenthe), laang (Kop van Drenthe), lank-
in samenstellingen met(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)
la(a)ng-
lang
Wacht mar èven, het duurt niet lange (Broekhuizen)
Hij is zo lui as e lang is (Anderen)
Die wordt met lange haver voerd
Hij kreeg lange haever, d.i. de zwepe over het peerd (Wapserveen)
Het is een laank ende
Lange turf
Lange mes
De dagen bint mij vaak niet lang genog
Hij is laank in de hoed
Hij is in zien praoten wat laank op de tocht
Ze wol niet langer
Woj mij niet langer kennen?
Wij kunt er laank en bried over praoten, het wordt er niks aanders van (Nijeveen)
Wij hebt der twee lang en twee bried over epraot
Het is net zo lang as het bried is
Zij döt er twei langen, twei breden aover
Hij ploeterde nog deur de snei, toen zien kammeraoden al lank en breed bij de kachel zaten
De keuningin lop vaak in het lang en dan mit blote scholders
Hej wel in het lang meten?
Wij gaot er met het bouwen in het lang bij langs (Stieltjeskanaal)
in
lang niet
Ie bint nog lang niet an de beurt (Beilen)
Hij haar met heur verkering, mor zien volk wolden het lang niet lieden (Hijken)
Laank en lekker is een vinger laank (Ruinerwold)