langen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. reiken

    Hij langde mij de hand, en toen was het weer goed (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. verlangen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Daor heb ik al zo lange naor langd, wat bin ik bliede! (Padhuis)

    Zie ook:
  3. toereikend zijn

    (...) die mij een toertien leen anscheut met de vraog, dat hum de centen niet mèer langden en hoe o

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...