leggen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. Met rekking in ndleggen

    Bij het bouwen van een miete mussen de koppen van de garven altied naor binnen elegd worden (Meppel)

    Leg het man op de grond (Barger Compascuum)

    Een liemen vloere leggen (Havelte)

    Die hen leg um de aandere dag (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...