lek III bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. lek

    Ik geleuf dat ik de klompen lek hebbe (Klazienaveen)

    De emmer is net zo lek as een zei (Sleen)

    ..as een maandtien (Meppel)

    as een teems (Anderen)

    as een kaarn (Mantinge)

    Hie hef niks in te brengen as lège briefies en lekke ummers

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...