licht I -en, het, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: locht (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lecht (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), lucht (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), luchte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. licht

    Bij het locht van de laampe las hij de kraante (Hoogeveen)

    Zij gunt mekaar het locht in de ogen niet (Dwingelo)

    Hie stiet mij in 't lucht (Zuidwolde)

    Ik zie der gien licht mèer in

    Zien lucht under de korenmaot zetten (Padhuis)

    Zie ook:
  2. Hij hef het locht ok uut eblaozen

    Der gung mij een lichien op (Odoorn)

    Dat was non niet zo'n groot locht as boer

    Zie ook:
  3. verlichting, lichtpunt

    Doe magst wal een luchte mitnemen; vanaovend wordt het pikduuster (Barger Compascuum)

    Wil oen locht niet braanden?

    Het locht is vanaovend oetgaon

    Zie ook:
  4. daglicht

    Tussen licht en donker wil ik daor nog even hen (Klazienaveen)

    Het is noou pas an het locht kommen (Eext)

    ... veur het locht

    Het mag gien locht lieden

    Dat kan zeker gien locht lien, wat hij daor döt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...