lichter -s, dehet, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: lichtket (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), lichtoog (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. draagband of draagzeel

    Veur het ienspan zitten twie lichters an weerskanten an de zeel (Exlo)

    Ien van de lichters was kepot gaon en doe zakde het ienspan an de aander kaant umdeel

    De lichter op de nakke is kapot

    Ik wul aan het zaaien, ik kin de lichter niet vinden

    Hij hef de arm eknooid, hij löp mit de arm in de lichter

    Hej de lichters wal an, de brook zakt je zo of

    Op de lichter passen

    Zie ook:
  2. beddelichter

    As die gien lichter in de beddestee hef, komp hij nooit overende (Geesbrug)

    Zie ook:
  3. voorwerp om op te lichten

    De lichter an het maaimesien (Een)

    an de eg (Drouwen)

    van een klinkstel (Ekehaar)

    achter de ploeg

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...