lip -pen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: libbe (Veenkoloniën), lippe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. lip

    Het kind völ en kreeg een dikke lippe (Dwingelo)

    Hij knip de lippen stief op mekaar (Klazienaveen)

    Hij trök an de lip

    Het braandt mij op de lippen

    As oonze Jan an het vertellen is, zit ze hum haoste op de lippe

    De kiender hungen de meester an de lippe (Dwingelo)

    Die zit mekaar altied op de lip

    Hij zit bij de baos op de lip

    De name lag mij op de lip, mar ik kun der niet opkomen (Meppel)

    Ik bete mij op de lippen, maor ik zee niks

    Laot de lip toch nich hangen

    Zij hef de lippe op het darde knoopsgat hangen

    Hie stek de lip zo wied veuroet, der kan wal een wiefien op zitten te spinnen (Sleen)

    ...een klokke op zitten te brödden (Barger Oosterveld)

    Hej ok wat op de lip had gisteraovend?

    Het water komp hum tot de lippen

    Zie ook:
  2. lipvormig uitsteeksel

    Aj de vinger under de lip van de klink doet, til ij die op (Eext)

    neus

    De lip van de schoe

    Zie ook:
  3. opstaand stukje op hoefijzer

    Ik zal an het hoefiezer even een lip antrekken

    As ie een pèerd hadden met slimme hoeven, dan wèurden der an een iezer niet een, mor dree lippen m (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...