Ook: lulle (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
mannelijk geslachtsdeel
Hij had de lul oet de boks hangen (Padhuis)
Hie stiet aaid met de handen an de lul
van personen, ook als scheldwoord gebruikt
Doe bust een lul mit dien gekke vraogen (Barger Compascuum)
Dat is ok een mooie lul (Klazienaveen)
een grote lul (Diever)
Het is wel een goeie lul van een kerel, maor hij pist wel langzem
Het is een Jan lul
Grote lul, kiek oet je doppen (Eext)
Hij is de lul van het peerdespul
tuit van een pomp(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
De vrouwlu mussen vrogger de keuperen lul poetsen (Ruinerwold)
tepel
Het kind de lul geven