lummel -s, de
  1. lummel

    Eine dei veul kattekwaod dut, is een lummel (Barger Oosterveld)

    Oetoe lummel!

    Die lummel trok de kinder al maor van de fiets (Een)

    Veur de lummels under de pèerde haar de smid een noodstal staon

    Zie ook:
  2. groot, log exemplaar

    Ik hebbe een lummel van een haze escheuten (Hoogeveen)

    Dikke lummels van zolderbalken (Klazienaveen)

    Een dikke lummel van een koe (Sleen)

    Zie ook:
  3. steun, vergrendeling onder een kipkar(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Hej de lummel wel op de karre? (Dwingelo)

    Zie ook:
  4. penis(Kop van Drenthe)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...