mad hetde, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. maat voor grasland, in grootte verschillend: 0,5 ha (kvd, md, hy), 0,6 ha (Row), van 0,4 tot 0,6 ha (Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Der waren kerels, die kunden in de houk van de heerd wel een mad maaien (Een)

    Honderd tree lang en dartig zwad, dat is 'n maaiers mad

    Zie ook:
  2. IJ moet hum niet over de mad kommen, dan wordt e slim hellig

    De veldwachter kwamp de jonges aover het mad, doe ze bei de domenèer ien de paren zatten (Ruinen)

    dagwark

    Zie ook:
  3. strook te maaien of gemaaid gras

    Ik moet even een mad gras maaien

    Dat gres lig nog in het mad

    Zie ook:
  4. (fig.) dagtaak

    Hij hef zien mad er weer opzitten (Emmen)

    Ik had gistern het mad buten Meppel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...