mager bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: maoger, maeger (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. mager, dun

    Die koe wordt zo mager, die is vast niet goed (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  2. met weinig vet

    Een stukkie mager spek is barre lekker (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:
  3. matig

    Dat was een mager succes (Erica)

    Hij is zo mager as een roep (Anderen)

    een lat

    een plank (Dalen)

    as braandholt (Balloo)

    talholt (Erica)

    as een spieker (Klazienaveen)

    Hij is zo maeger, hij kan wel deur de tralies evoord worden (Uffelte)

    Het stiet hum maor maoger an dat hij niet neugd is veur de bruloft (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...