Ook: markt (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), maarkt (Veenkoloniën), merk
markt
Wij wilt met die koe hen de markt, want dat is toch een dreuglap (Borger)
Wij gaot hen 't mark
Hoe was het op de mark? (Sleen)
Twee berichten van iene maark
jaarmarkt, vaak met kermis
Nörger maark en Roner maark slaog wij niet gauw over
Aj met Dwingeler maark de jeppels der niet uut hebt, gaoj mit de rangen an het bien hen de maark (Dwingelo)
Met lèeste Sliener mark, dan kriej het
Het is net Hesseler mark
Een
koopman zunder geld is een ballast op de mark (Sleen)
Boer, wist doe dien dochter ook verkopen? Dan moust der mit naor de maark tou lopen (Tweede Exloërmond)
Ik gao naor de mark/Ik kope een koe/Kriege een kalfien toe/En ook een kielegien toe