metdoen sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. meedoen

    Dust doe mit of mouten wie ain aander vraogen (Tweede Exloërmond)

    Zie ook:
  2. meegeven

    Ik zal hum de bosschop mitdoen (Hoogeveen)

    Ik zal oe tien gulden mitdoen, dan hej zat genog (Broekhuizen)

    Op die schoelen wordt de kiender hiel wat mit edaone

    Zie ook:
  3. tegen anderen opkunnen, meetellen

    Dat wicht kan best metdoen

    Die kun mit het scheuvellopen aordig mitdoen

    Ze kunt nich mitdoum mit de andern, ze hebt nich zoveul geld (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...