methebben overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. meehebben

    Die jong hef alles met, hie is gezond en de aolders hebt ok een diel geld (Sleen)

    Zie ook:
  2. mee laten gaan

    Ze wolden dei jong nich mithebben, hij zeurde te veul (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...