misbaksel het
  1. misbaksel

    De misbaksels eet wij drekt op (Balloo)

    Ze hebt al weer een neie jurk emaakt, maar het is een misbaksel (De Wijk)

    Zie ook:
  2. waardeloos persoon

    Wat een misbaksel van een kerel (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...