moddern onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. vissen in troebel water. In laag water werd een stuk afgedamd en dan werd het water troebel gemaakt

    Aj moddern wilt, moej het water aordig smerig maken, aans koomt de vissen niet boven (Nijeveen)

    voelmaken, dik II

    zwartmaken

    Zie ook:
  2. moeizaam gaan door modderig terrein(Midden-Drenthe)

    Dat laand is zo nat, daor moej deur moddern, aj der over wilt (Gasselte)

    Zie ook:
  3. onhandig te werk gaan, knoeien

    Wat bin ie daor toch an het moddern, gif mij die tange mor ies even an (Hijken)

    Dat is gien sloot opmaken, hij moddert er maar wat deur (Noordscheschut)

    Zit niet zo te moddern, schrief is fatsoenlijk

    Zie ook:
  4. verspreiden van veenspecie over het veld door de

    modderman

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...