motor moto'ren, , de, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: metoor, mo'ter, metoor' (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), metoor'rad (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. motor

    De motor van de pompe döt het niet (Dwingelo)

    Wij hadden ok zo'n mo'torregien op de schokker (Sleen)

    Zie ook:
  2. motorrijwiel

    Dokter Lubberman reed altied op het metoor (Roswinkel)

    Oes moe much altied geern achter op de motor zitten (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. drijvende kracht

    Hij was de motor achter dat feest (Weiteveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...