Ook: metoor, mo'ter, metoor' (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), metoor'rad (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
motor
De motor van de pompe döt het niet (Dwingelo)
Wij hadden ok zo'n mo'torregien op de schokker (Sleen)
motorrijwiel
Dokter Lubberman reed altied op het metoor (Roswinkel)
Oes moe much altied geern achter op de motor zitten (Barger Oosterveld)
drijvende kracht
Hij was de motor achter dat feest (Weiteveen)