Ook: meulijk (Zuidwest-Drenthe), moeilijk, muuilijk (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), mulijk (Zuidwest-Drenthe Zuid), meuilijk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
moeilijk
Die vrouw hef het er muilijk met um de touwgies in handen te holden met zo'n grote hoesholding (Oosterhesselen)
Ie moet het joe niet zo muilijk maken (Nijeveen)
Ik kan dat muilijk missen (Pesse)
Het was een muilijk mens
Ze harren het er muilijk met op die begrafenis
ontroerd, bedroefd, verdrietig(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe)
Aorend was al jaoren dood en aj der over pruiten, wör ze altied muilijk (Peize)