naar bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: noor (Kop van Drenthe), naor, naer (Zuidwest-Drenthe Noord), naor III

  1. akelig

    Wat is het toch naar weer tegenwoordig (Borger)

    Het is een nore zaok (Eelde)

    Ik bin naar in de hoed

    Het is toch zo'n naar ventien, hij plag aaid kleine kinder (Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. druk, soms ook wat kwaad

    Um zukswat moej je niet naor maoken, ij hebt jezölf der met (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...