negerij I -en, de, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: negorij (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. klein, afgelegen gehucht, vaak onbereikbaar en smerig

    Ik wil nog niet dood liggen in die negerij, laot staon wonen (Broekhuizen)

    Hij komp uut de ein of aander negerij in Grönning (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. rommeltje, bende(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het is daor een negerije, de meinsen koomt er zölf in umme (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...