neilichter -s, de
  1. nieuwlichter, aanhanger van nieuwe opvattingen

    Deie, wel altied wat neimuidske dingen haf, nuimt wie een neilichter (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. liberaal op godsdienstig gebied

    Een minder geleuvige is een neilichter (Roswinkel)

    (...) neit strak in de leer, een neilichter (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...