nooddruft de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. levensbehoeften

    Die lui hebt goed heur nooddruft (Elim)

    Nooddruft moej hebben. Aj het niet kriegen kunt, is het armoede (Schoonlo)

    Zie ook:
  2. niet meer dan het allernodigste, armoede

    Die hef van zien nooddruft nog wat egeven (Wapse)

    Dat hef e oet nooddruft daon (Weerdinge)

    Nooddruft is gien weelde (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...