nummer -s, het, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: nommer (Zuidwest-Drenthe)

  1. nummer

    Wij hebt een aander nummer an het hoes kregen (Exlo)

    Wij woont op nummer zeuventiene (Fluitenberg)

    De keugies kregen een nummer in het oor (Havelte)

    Zien nummer stiet niet in het telefoonboek

    Zie ook:
  2. Zie hebt hum flink op zien nummer zet

    Zie ook:
  3. nummer als rangcijfer

    Hie was weer nummer ien met veurdragen (Oosterhesselen)

    As het um een borrel giet is hij altied nummer iene (Hoogeveen)

    Bij de bakker muj tegenwoordig een nummer trekken (Noordscheschut)

    Tegenwoordig bi'j gien persoon meer, maor een nummer (Peize)

    Het giet op het nummer of (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  4. nummer voor dienst, in loterij etc.

    Ik mudde veur mien nommer in dienst (Elim)

    Wat veur nummer heb ie op je lottie staon? (Hooghalen)

    De hoge nummers binnen al enuumd (Meppel)

    Zie ook:
  5. genummerde volgorde

    Ze hadden de sokken op nummer liggen (Gasselte)

    Zie ook:
  6. uitgave

    Het leste nummer van het kerkeblad heb ik nich kregen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  7. deel van een programma, een liedje, een voordracht etc., ook vaak verkl.

    Dat leste nummer wil ik nog wal een maol hèuren (Sleen)

    Jan wil nog ain nummertje weggeven (Valthermond)

    Zie ook:
  8. aanduiding voor een persoon

    Dat is een mooi nummer, as die der bij is kuj lachen (Drouwen)

    Dat is een apaart nummer (Roderwolde)

    Het is zo'n stille nummer negen (Rolde)

    Zie ook:
  9. maat

    Die klompen moet ik een nummer groter hebben (Klazienaveen)

    Die jas is wel twie nummers te groot (Geesbrug)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...