Ook: nommer (Zuidwest-Drenthe)
nummer
Wij hebt een aander nummer an het hoes kregen (Exlo)
Wij woont op nummer zeuventiene (Fluitenberg)
De keugies kregen een nummer in het oor (Havelte)
Zien nummer stiet niet in het telefoonboek
Zie hebt hum flink op zien nummer zet
nummer als rangcijfer
Hie was weer nummer ien met veurdragen (Oosterhesselen)
As het um een borrel giet is hij altied nummer iene (Hoogeveen)
Bij de bakker muj tegenwoordig een nummer trekken (Noordscheschut)
Tegenwoordig bi'j gien persoon meer, maor een nummer (Peize)
Het giet op het nummer of (Stieltjeskanaal)
nummer voor dienst, in loterij etc.
Ik mudde veur mien nommer in dienst (Elim)
Wat veur nummer heb ie op je lottie staon? (Hooghalen)
De hoge nummers binnen al enuumd (Meppel)
genummerde volgorde
Ze hadden de sokken op nummer liggen (Gasselte)
uitgave
Het leste nummer van het kerkeblad heb ik nich kregen (Barger Oosterveld)
deel van een programma, een liedje, een voordracht etc., ook vaak verkl.
Dat leste nummer wil ik nog wal een maol hèuren (Sleen)
Jan wil nog ain nummertje weggeven (Valthermond)
aanduiding voor een persoon
Dat is een mooi nummer, as die der bij is kuj lachen (Drouwen)
Dat is een apaart nummer (Roderwolde)
Het is zo'n stille nummer negen (Rolde)
maat
Die klompen moet ik een nummer groter hebben (Klazienaveen)
Die jas is wel twie nummers te groot (Geesbrug)