Ook: nöst(-), nusse (Zuidwest-Drenthe Noord), nöst (Zuidwest-Drenthe)
woon- en broedplaats van vogels
De luibert is weer op het nust (Balloo)
Ik weet het nustien van een winterkeuninkien (Buinen)
De klokke neem ik iedere aovend van het nust (Fluitenberg)
Hie hef hum in het nust grepen
In het lege nöst griepen
Zien eigen nust beschieten
Het lop heur aal tegen, zie holdt gien ei meer in het nust
Hij kan, donkt mij, het nöst niet vienden
Hij giet met de kippen op het nust
Ik zal het oe èven oet de nusten doen
Zij hef het nust voel
Hij hef er iene, zo uut het nust
Een nat nust, zegge wij, as de vrouw in 't bedde is (Havelte)
Waor gaoj hen?
Hen naekend nusse hen kikkers lubben (Dwingelo)
woonplaats van andere dieren
Oes hond hef het nust in het lege zwienhok (Emmen)
Der zit een huil nust mieghummels onder het straotje (Emmer Erfscheidenveen)
In het nust!
Een goeie jager schöt de haas niet in het nust (Odoorn)
Het duurt niet lang meer met de mot, hij maokt het nust al klaor (Vries)
Hie hef de vrouw in het nust
Hij lig op ber as een hond in het nust
Hij kröp as een hond in het nust
nakroost, nageslacht
Wij hebt een nust katten (Broekhuizen)
Ze hebt door een nust vol kinder
Dende is de lèeste van het nust
gezin
Dat die vent niet better oppast, hij komp toch oet een goed nust
Hij komp oet een voel nust
Oet het nust vleeigen
De kinder zit almaol op de raand van het nustien
bed
Hie kan niet best van nust kommen
Met de zun krup e al in het nust
In het nust kroepen
Wie gaon op het nust (Roderwolde)
huis
In zo'n nust kin je haost neit meer wonen (Emmer Erfscheidenveen)
Wel wil zun aold nust non nog kopen
Die zit in het olde nöst
Hai zit aordig vaast in het nust
Hij kan niet van het nöst of
vinnig, eigenwijs, bijdehand of kwaadaardig persoon, meestal een meisje. De kenmerken worden vaak aa
Die kliert aal mor an, het is een vervelend nust van een wicht (Anloo)
Het is een ondeugend (Pesse)
kwaod (Norg)
verwaonde (Valthermond)
bij de warken nust (Ruinerwold)
grote hoeveelheid, inz. van geld(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Hij hef ok een mooi nust geld arfd (Drouwen)
Hij hef met die arfenis een dik nust kregen (Emmen)
Er zit een nust kweek in de eerpels (Roderwolde)
Bie dei boerderij was een dik nust land bie (Roswinkel)
onenigheid, twist
Wij hadden wat nust had
Het bint altied dezulden, die zit te nusties zuken (Buinen)
nussies maken
(mv.) problemen, netelige omstandigheden
Hai het eerder een dure plaots kocht, mor hij zit nou lillijk in de nusten (Peize)
Zo geit het, aander nussies in de kop en de waoterkraon maor lopen... (Vries)
Laot het vraogen naor zukke nusten an jongelu over
(meestal mv.) fratsen, onzin
Hij hef nusten in de kop (Ruinen)
...een nussien in het heufd
Wat hej toch veur vrumde nussies aal (Padhuis)
(mv.) onnutte bezigheden
Um de dag deur te kommen, deed e niks as nusties zeuiken, mor waarken wol e recht niet (Eext)
Een koppel nusten hebben
(mv.) smoesjes
Hij zöcht nussies um mar vrij te komen (Koekange)
erfenis
Aole nusten valt asmangs nog wal is met
vodden(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Het is niks as nusten en tonten (Eelde)
stof(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Nou mèu'k èven dat bultien nöst opvègen mit stoffer en blik (Hollandscheveld)
klein mens of dier
...koegien, het is klein, het is een nussien
Het is mor een nust van een kèreltien (Sleen)
ring van stro gevlochten, waarin men 's winters de melk in
kuven
boerenplaats(Kop van Drenthe)
Ze hebt een best
nust under het gat (Vries)
wolken, waarachter de zon schuilgaat
De zunne kröp in het nust, in het westen, morgen komp er regen
plaats in het hooi om appels in te stoppen om ze na te laten rijpen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Een nössien in het heui (Havelte)
loering
in
een nust schaolen (Gieten)