Ook: oele (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
uil
Hier vanargens zit vaste een oele; op de grond ligt allemaole oeleballen (Broekhuizen)
Dei bunt zo licht as een oele
Dat kind weegt niks, het is zo licht as een oelegien (Buinen)
Hij is zo dronken as een oele (Elim)
zo wies as een oele (Roswinkel)
zo dom as een oele (Zuidwolde)
vlinder, inz. de motvlinder
Pas op, daj die oelegies niet in de kast kriegen (Drouwen)
Een roege, dikke vlinder nuim wai oel (Peize)
Eigenlijk nuumde wij alle vlinders een oel (Ruinerwold)
Oelen bint al die dingen, die wit ofgeeft, aj ze pakt (Zuidwolde)
mop, grapje(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Maakt oe niet zo drok, het was maor een oele (Hoogeveen)
mislukking
Hol der mor mit op, het wordt toch een oele (Hollandscheveld)
...een oele met een dikke kop (Klazienaveen)
Va kochte twei lotten, mor daor har disse reize een oele zeten; hij wun niks
Het drèeit op een oel oet (Oosterhesselen)
Dat was een dikke oele van mij
Hij kik aordig donker, der zal wal een oele zitten
tenger persoon, meestal een meisje
Dat wicht is maor een klein oelegie (Ekehaar)
dom persoon
Wat is dat een oel (Gasselte)
Aj eein in Annen hellig hebben wilt, moej mor rooupen van `Anner oel` (Eext)