oetwarken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. uitwerken

    Wij hebt de koe een broek andaon, want het leek er op dat e de boel oetwarken wol

    De roes is nog niet oetwaarkt (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. resultaat hebben

    Misschien dat een pak raansel nog wat uutwarkt (Nieuw Amsterdam)

    Wat of dat nog oetwarken wil, weet ik niet

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...